Op 21 mei 1986 ging Nederland naar de stembus. In de campagne ging het vooral tussen Ruud Lubbers (CDA), Joop den Uyl (PvdA) en Ed Nijpels (VVD). Inzet was de voortzetting van het kabinet-Lubbers (CDA en VVD). Ruud Lubbers wist zich in de laatste tv-debatten te profileren als staatsman en haalde mede daardoor de premierbonus binnen. Zijn partij haalde een recordaantal zetels van 54 (+9) en overklastte daarmee de PvdA die met 52 zetels ook won (+5). Voor de VVD waren de druiven zuur: de liberalen leverden 9 zetels in en waren de grote verliezers.

Johan van Merriënboer, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en biograaf van Ruud Lubbers, onderzocht de kabinetsformatie van 1986. Maaike van Deelen, communicatiemedewerker bij het CPG en Chris Bekkenk, student-assistent bij het CPG bespraken met hem de totstandkoming van het kabinet-Lubbers II.

Een krappe week voor de verkiezingen leek de coalitie van CDA en VVD geen tweede termijn beschoren. Op 17 mei 1986 berichtte NRC Handelsblad op de voorpagina over opiniepeilingen waarin de PvdA 55 tot 56 zetels werd toegedicht en het CDA 46 tot 49 zetels. De VVD zou stabiel blijven of slechts enkele zetels inleveren. Maar het CDA won flink en de VVD verloor juist. Wat was het effect van die onverwacht grote overwinning?

Vergeleken met wat het uiteindelijk werd is dat een gigantisch verschil. Het gaf de VVD wel een knauw en Lubbers een soort persoonlijk mandaat van de kiezer.

Wat was het meest opvallende aan de kabinetsformatie van 1986?

Voor mij als onderzoeker was het een makkelijk te onderzoeken formatie. Er was maar één informateur die door iedereen werd vertrouwd en er was voldoende materiaal om te onderzoeken. Saai werd het ook wel genoemd, zeker door journalisten. Het was uniek in die zin dat van tevoren was aangegeven: we hebben een club en daar gaan we mee door als er een meerderheid is. Het was vooral een rituele dans dus.

De VVD verloor 9 zetels, het CDA won er juist 9. Wat waren de gevolgen van het zetelverlies bij de VVD?

Tijdlijn kabinetsformatie 1986

Een machtsverschuiving. Het bleken een soort communicerende vaten. Bij de VVD waren ze daar laaiend over. Vier jaar VVD-beleid en dan zo afgestraft.

Bij de VVD leidde dit tot langdurig gerommel en geruzie met het politiek leiderschap van Ed Nijpels als inzet. Was er nog enige kans dat het CDA een andere coalitiepartner zocht dan de VVD?

Nee eigenlijk niet. Het CDA heeft misschien zelfs nog tactisch gedacht dat het hierdoor nog meer punten van het eigen programma binnen kon halen. Maar in die formatie zijn wel de drakentanden gezaaid voor de latere val van het kabinet. De VVD was eigenlijk te klein geworden om voldoende tegenwicht te bieden. Je had dus andere verhoudingen.

De enige andere grote partij op dat moment was de PvdA. In 1985 gaven de sociaaldemocraten aan vast te houden aan het standpunt geen kruisraketten op Nederlands grondgebied te willen plaatsen. Met deze polarisatiestrategie leek de PvdA zich in eerste instantie als coalitiepartner onmogelijk te maken. Waarom handelde de PvdA zo?

Zij hadden er op gerekend de grootste te kunnen worden. En ze gokten ook op de linkervleugel van het CDA. Met uitstellen kwam je een heel eind, er zijn uiteindelijk nooit kruisraketten geplaatst in Nederland. In de campagne zei Lubbers dan ook klip en klaar dat het feit dat het CDA voor de VVD koos ook gewoon te maken had met die blokkade. Dat was natuurlijk heel slim. Want als hij dat niet had gezegd, was onduidelijk gebleven wat het standpunt van het CDA was. Kiezers die twijfelden tussen CDA en VVD beschouwden de zogenoemde ‘loyalisten’ in het CDA, die tegen die kruisraketten waren, als een risico. Door zich zo duidelijk uit te spreken was de boodschap: jullie stemmen zijn veilig bij het CDA. Daarnaast kon de PvdA het zich ook niet veroorloven om te draaien. Die partij was heel strak democratisch georganiseerd dus de top kon niet zomaar een eigen lijn trekken zonder dat de basis zich daarover uitsprak en die bleef tegen plaatsing.

Op 23 mei benoemde de koningin minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jan de Koning (CDA) tot informateur. Hij kon aan de slag met een ogenschijnlijk simpele formatie. Was de interne verdeeldheid binnen de VVD een risicofactor?

De Koning gaf de VVD tijd om haar wonden te likken. Hij was wel zo sociaal handig dat hij zag dat zo’n kabinet niet met stoom en kokend water in elkaar gedraaid moest worden.

De methode van De Koning bestond uit het opbouwen van relaties schrijf je. Hoe was zijn relatie met Ruud Lubbers?

Tussen alle dwarse ARP’ers was De Koning er een van het redelijke soort. Hij was een klankbord en steunpilaar voor Lubbers. Als Lubbers in de ministerraad een voorstel aan het formuleren was dan keek hij met een scheef oog naar De Koning die hem met lichaamstaal seinde of iets wel of niet kon.

Is er inhoudelijk gezien een groot verschil met de formatie van 1982? Er is nog wel sprake van grote werkloosheid, maar economisch gezien gaat het al beter dan vier jaar eerder?

In 1982 was er echt sprake van een noodtoestand en moest er fors bezuinigd worden. Bij de allereerste ministerraad van dat kabinet stelde minister Ruding [CDA, Financiën] nog eens extra eisen en sloeg nog meer piketpaaltjes. In 1986 wilde Ruding graag blijven vasthouden aan een streng financieel beleid, maar mensen op de linkervleugel van het CDA, zoals fractieleider Bert de Vries en ministers als Wim Deetman (Onderwijs), waren wat bezuinigingsmoe.

De zwakkere positie van de VVD hielp hen daarbij. Ruding probeerde in 1986 nog wel zijn ideeën in te brengen in de formatie. Hij schuwde daarbij niet de publiciteit te zoeken. Een week na de verkiezingen kopte NRC Handelsblad ‘Ruding bepleit bij De Koning besparing van 20 mld in vier jaar’. Hij diende een fors aantal amendementen in op het conceptregeerakkoord, die lang niet allemaal gehonoreerd werden. Het akkoord van 1986 was dus minder strak, er zat meer lucht in.

Nederland was in de eerste helft van 1986 een half jaar lang voorzitter van de Europese Raad. Ondertussen was Ruud Lubbers ook minister-president en moest hij een verkiezingscampagne voeren. Kortom, hij was ontzettend druk. Wat was de positie van Lubbers in de formatie?

Lubbers had zichzelf bij de formatie even in de pauzestand gezet. Hij vertrouwde op De Koning en CDA-fractievoorzitter Bert de Vries. Naast informateur was De Koning ook demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een departement dat veel geld uitgaf en daarmee lijnrecht tegenover Ruding stond die vooral de hand op de knip wilde houden. Ik denk dat hij vooral bezorgd was dat Ruding zijn voet tussen de deur zou krijgen.

Wat was inhoudelijk gezien het meest heikele punt in deze formatie?

Euthanasie, daar liepen ze met een boog omheen. Het CDA nam op dit punt een minderheidsstandpunt in. VVD, PvdA en D66 konden in wezen gemene zaak maken als er in de Kamer een vrije kwestie van zou worden gemaakt.

Deze formatie was vrij gesloten. In hoeverre was dat bijzonder?

De les van 1977, waarin alles open werd gegooid, was vooral dat dat niet kon en niet moest. Elke halve concessie toen werd met gejuich ontvangen door de ene partij. En dan moest de andere partij daar natuurlijk in de pers weer wat tegenover stellen. Je zou kunnen zeggen dat de slinger in 1986 weer wat te ver doorsloeg naar de andere kant. Er kwam geen snipper nieuws naar buiten. Dat leidde tot irritatie bij de media en daaruit borrelde de vraag op of de WOB (Wet Openbaarheid van Bestuur red.) zich ook over formatiestukken uitstrekte. Toen de formatie achter de rug was, oordeelde de Raad van State dat documenten tijdens een formatie geheim mochten blijven, maar zodra de besprekingen over een nieuw te vormen kabinet waren afgerond, hoorden de amendementen op het conceptregeerakkoord te worden geopenbaard.

Op 11 juli 1986 werd Ruud Lubbers benoemd tot formateur. Van de ministersploeg van 1982 ging een groot deel door als bewindspersoon in het nieuwe kabinet: tien ministers en zes staatssecretarissen. Door haar verlies moest de VVD wel wat terrein prijs geven aan het CDA. In 1982 begon het kabinet met 8 CDA- en 6 VVD-ministers, die verhouding ging in 1986 naar 9 om 5. Bij de staatssecretarissen was de verhouding 8-8 en die werd 7-4. Hoe ging dat in de maanden erna?

Als het CDA daarin nou grootmoedig was geweest, had dat misschien nog wel geholpen in de onderlinge verhoudingen. Tegelijk was dat moeilijk te verkopen geweest aan de CDA-fractie en de partij. Die winst moest worden uitbetaald. Ik denk dat het wel gescheeld had bij de oplopende onvrede in de VVD fractie vanaf 1986, waarop het kabinet uiteindelijk ook klapt.

Vrij snel na de start van Lubbers II solliciteerde Ruding naar een functie bij het IMF, maar die functie liep hij mis.

Het was wel een teken dat hij graag weg wilde. Lubbers kreeg in dat kabinet ook niet helemaal de mensen die hij graag gehad had willen hebben. Hij kon goed overweg met Pieter Winsemius, die voor de VVD minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer was geweest. Maar dat moet je als CDA-leider natuurlijk niet zeggen want dan gaat de VVD Winsemius nooit in zo’n kabinet zetten.

Op 14 juli 1986 beëdigde de Koningin alle nieuwe ministers en ging het kabinet-Lubbers II aan het werk. Na het debat over de regeringsverklaring op 30 juli en 1 augustus kwam er een einde aan ‘de saaiste formatie aller tijden’.