Voor het derde kabinet-Lubbers (7 november 1989 – 22 augustus 1994) wisselde het CDA van coalitiepartner: na zeven jaar oppositie trad de PvdA onder leiding van Wim Kok tot de regering toe en werd de VVD veroordeeld tot de oppositiebankjes. Onder de vlag van ‘sociale vernieuwing’ streefde het kabinet zowel een duurzame ‘kwalitatieve vernieuwing van de sociale, culturele en fysieke infrastructuur’ na, vooral in de grote steden, maar wat die ‘sociale vernieuwing’ nu precies behelsde werd nooit helemaal duidelijk. Ondertussen zag het kabinet zich na enkele financiële tegenvallers genoodzaakt de bezuinigingen voort te zetten.
Het kabinet zat middenin het constituerend beraad toen de Berlijnse Muur viel. Hoe verstrekkend de gevolgen zouden zijn, was de bewindslieden op dat moment nog niet duidelijk. Ze zouden snel genoeg blijken. De Europese eenwording raakte met de Schengen-overeenkomst (1990) en het Verdrag van Maastricht (1992) in een stroomversnelling, waar het parlement maar moeilijk grip op leek te krijgen. In 1991 werd de Sovjet-Unie ontbonden. En in 1991 brak in Joegoslavië de burgeroorlog uit, die een grote groep vluchtelingen ook richting Nederland dreef.

Bordesfoto kabinet-Lubbers III, 7 november 1989.
De PvdA bracht een aantal markante bewindslieden mee. Partijleider Wim Kok hoopte als minister van Financiën het beleid van zijn voorganger weliswaar sociaal te amenderen, maar ook voor continuïteit te zorgen. Ien Dales (‘een beetje integer kan niet’) werd minister van Binnenlandse Zaken. Feministe Hedy d’Ancona kwam vanuit het Europees Parlement terug naar Den Haag om minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur te worden. Namens het CDA werd de gereformeerde Bert de Vries na 7 jaar fractievoorzitterschap minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Tilburgse hoogleraar staats- en bestuursrecht Ernst Hirsch Ballin werd minister van Justitie.
In 1990 stegen de uitgaven aan sociale zekerheid weer sterk. De door Lubbers-I ingezette hervormingen van de sociale zekerheid leidden toen tot een crisis over de voorgenomen hervorming van de WAO. Vooral de PvdA was daarover zwaar verdeeld. De discussie bereikte haar parlementaire apotheose met de parlementaire enquête sociale verzekeringen (1992-1993). Desondanks maakte het kabinet zijn termijn vol. Het zou voorlopig het laatste kabinet met CDA-deelname blijken te zijn geweest. Lubbers had zich niet herkiesbaar gesteld. Het CDA raakte in crisis en leed een zware verkiezingsnederlaag. Op 23 augustus 1994 trad voor het eerst sinds de invoering van het algemeen kiesrecht een kabinet zonder confessionelen aan.
Ten behoeve van de serie parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 onderzoekt het CPG de rol van het parlement tijdens de kabinetten-Lubbers. De formatie-1989 vormt een breuk vanwege de wisseling in de coalitie. In hoeverre was ook sprake van continuïteit? In hoeverre was het financieel beleid van Kok een voortzetting van dat van Ruding? Hoe eensgezind ondersteunden de beide coalitiefracties het kabinet? En kondigde de paarse samenwerking zich al aan?