‘Mijnheer de Voorzitter! Toen op 12 juni van dit jaar te Madrid en Lissabon het verdrag betreffende de toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschappen getekend werd, was dit naar mijn mening een historisch feit. Hoewel wij allen wisten dat de ondertekening nog door de onderscheiden parlementen bekrachtigd moest worden, wisten wij tegelijkertijd dat het in dit geval slechts om een formaliteit ging. Want wie zou na een zo lange periode van voorbereiding nog tegen de toetreding willen stemmen?’[1] Met deze woorden opende het Eerste Kamerlid Liesbeth Baarveld-Schlaman (PvdA) op 18 december 1985 de beraadslagingen van de senaat over de toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese Gemeenschap.

Het was een bijzonder debat, waarvan zelfs beelden werden vastgelegd door een Spaanse televisieploeg.[2] De Eerste Kamer sloot namelijk de reeks parlementaire goedkeuringsprocessen af die in de Europese hoofdsteden hadden plaatsgevonden.[3] Van tevoren was al voorzien dat de ratificatieprocedure in Nederland door het tweekamerstelsel relatief veel tijd in beslag zou nemen, maar het had uiteindelijk nog langer geduurd dan gehoopt en voorzien.[4] Het toetredingsverdrag was voor de Eerste Kamer letterlijk het allerlaatste agendapunt van het jaar, terwijl het lidmaatschap van Spanje en Portugal al op 1 januari 1986 zou moeten ingaan.

Bijeenkomst in het Rijksmuseum door de Europese Beweging in Nederland in verband met de toetreding van Spanje en Portugal tot de EG, 7 januari 1986. Van links naar rechts: staatssecretaris Van Eekelen, de Spaanse minister van Handel Solbes Mira, premier Ruud Lubbers, de Portugese ambassadeur Magelhaes Cruz, de Spaanse ambassadeur Schwartz, de voorzitter van de Europese Beweging, Van Iersel. Foto: Rob C. Croes, Nationaal Archief / Anefo

Beide landen hadden al in 1977 een officieel verzoek tot lidmaatschap van de EG ingediend, maar de onderhandelingen verliepen moeizaam. De moeizame onderhandelingen over de Iberische toetreding waren niet alleen te wijten aan de complexiteit ervan, maar ook aan een interne crisis binnen de EG. Een combinatie van factoren verlamde de Gemeenschap: de oplopende kosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid putten de financiële middelen uit, het Verenigd Koninkrijk eiste een lagere bijdrage omdat het zich benadeeld voelde, en de institutionele procedures schoten tekort bij het vinden van doeltreffende oplossingen.[5]

Conclusie Europese Raad, Brussel, 29/30 maart 1985

Het geduld van de aspirant-lidstaten kon echter niet oneindig op de proef worden gesteld en nadat de lidstaten in 1984 een akkoord hadden bereikt over de hervorming van het Europese landbouwbeleid kwam de Iberische uitbreiding hoger op de Europese agenda te staan. Aan Spanje en Portugal werd beloofd dat zij uiterlijk op 1 januari 1986 zouden kunnen toetreden tot de EG, maar de laatste onderhandelingen werden pas in juni 1985 afgesloten met de ondertekening van het verdrag.[6]

Dit betekende dat er nog maar weinig tijd was voor de nationale ratificatieprocedures. De Nederlandse regering verklaarde dat zij door deze omstandigheden niet op alle punten in de toelichting bij de verdragstekst even gedetailleerd kon ingaan en vroeg tevens om begrip voor de tijdsdruk die zij het parlement oplegde bij de behandeling van het verdrag.[7]

De regering vertrouwde er op dat de Kamer het belang van een snelle ratificatie inzag. Opmerkelijk genoeg had premier Lubbers in juni tijdens de afsluitende persconferentie van het bezoek van de Spaanse premier Felipe González zelfs al de garantie afgegeven dat de Kamer spoed zou betrachten, zodat de toetreding van Spanje en Portugal geen vertraging zou oplopen.[8]

Vanuit inhoudelijk oogpunt bezien was Lubbers’ aanname dat het toetredingsverdrag het parlement zonder veel problemen zou passeren goed te begrijpen. De opvattingen van het kabinet en de Kamer lagen namelijk niet ver uiteen. Sommige Kamerfracties zaten in hun maag met de problemen die de Iberische uitbreiding op allerlei terreinen met zich mee zou brengen. Maar net als de regering vond ook de meerderheid in het parlement dat er positief op de aanvragen van Spanje en Portugal moest worden gereageerd. De jonge democratieën daar verdienden het om te worden ondersteund en op de achtergrond speelden daarnaast ook geopolitieke overwegingen.[9] Indirect zou het EG-lidmaatschap de zuidflank van de NAVO versterken. Portugal was al geruime tijd lid van de NAVO, maar Spanje was pas recent tot het bondgenootschap toegetreden en in maart 1986 zou er daar een referendum over het NAVO-lidmaatschap plaatsvinden. Het EG-lidmaatschap zou de voorstanders een grotere kans bieden op succes.[10]

Aankomst van de Spaanse premier González op vliegveld Ypenburg met in het midden premier Lubbers, 19 juni 1985. Foto: Rob C. Croes, Nationaal Archief / Anefo

Ook los van de actualiteit van dit referendum was er echter altijd een Kamermeerderheid voor de uitbreiding te vinden geweest. Illustratief in dit opzicht was de motie die de woordvoerders van PvdA, VVD, D66, CDA en PPR al in 1980 in de Tweede Kamer hadden ingediend. In reactie op de stagnerende besprekingen riep deze ertoe op om de Europese onderhandelingen over de toetreding ‘met kracht’ voort te zetten.[11] Alleen de PSP had daar destijds tegen gestemd.[12]

Hoewel het dus begrijpelijk was dat de premier ervan uitging dat het parlement zou instemmen met een snelle bekrachtiging van het toetredingsverdrag, was zijn publieke toezegging aan González vanuit staatsrechtelijk perspectief minder gepast. De Kamer maakte er geen groot punt van, maar zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer waren er wel enkele Kamerleden die hun onvrede lieten blijken over de haast waarmee de goedkeuringswet door het parlement moest worden geloodst.

‘De RPF-fractie erkent, dat Spanje en Portugal niet onnodig in onzekerheid moeten verkeren’, stelde Meindert Leerling (RPF), maar uitbreiding van de EG vond hij ‘een ingrijpende zaak, die weloverwogen besluitvorming vereist.’[13] Hij was het eens met collega-Kamerlid Fred van der Spek (PSP), die het onjuist achtte om een verdrag te behandelen nog voordat het gepubliceerd was in het Tractatenblad.[14] De openingsceremonie van een Nederlandse manifestatie in Madrid die georganiseerd was ter viering van de toetreding van Spanje tot de EG was zelfs al achter de rug voor de parlementaire behandeling volledig was afgerond, merkte CDA-senator Ans van der Werf-Terpstra enigszins verbolgen op. Had het vuurwerk niet even kunnen wachten tot ook de Eerste Kamer haar fiat had gegeven?[15]

De procedurele tekortkomingen hadden echter geen invloed op de uitkomst van het debat. Zoals verwacht, was er een vrijwel unanieme meerderheid vóór, met als enige tegenstanders de PSP en het lid Janmaat.[16] Ook in de andere Europese hoofdsteden werd de toetreding van Spanje en Portugal goedgekeurd, waarmee de uitbreiding van de EG naar twaalf lidstaten op 1 januari 1986 een feit werd.

[1] Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 373.

[2] Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 374.

[3] Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 376.

[4] ‘Nederland behandelt toetreding Spanje tot EG met spoed’, de Volkskrant, 21 juni 1985.

[5] Hilde Reiding, ‘1973-1986: de teleurstellende Europese werkelijkheid’ in: Anjo G. Harryvan en Jan van der Harst (red.), Verloren consensus. Europa in het Nederlandse parlementair-politieke debat, 1945-2013 (Amsterdam 2013) p. 125-126.

[6] Kamerstukken II 1984/1985, 19122, nrs. 1-3, 23 augustus 1985, p. 7.

[7] Kamerstukken II 1984/1985, 19122, nrs. 1-3, 23 augustus 1985, p. 9

[8] ‘Nederland behandelt toetreding Spanje tot EG met spoed’, de Volkskrant, 21 juni 1985.

[9] Zie: Handelingen II 1985/86, 29 oktober 1985, p. 865-915; Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 373-384. Zie ook:  Hilde Reiding, ‘Van harte welkom in de Europese Unie? Pro-Europese en Eurosceptische afwegingen bij de toetreding van mediterrane en Oost-Europese landen tot de Unie’, in: Carla van Baalen e.a. (red.), De Verenigde Staten van Europa. Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 (Amsterdam 2012) p. 62-63.

[10] ‘NATO-referendum is Gonzalez’ wisselgeld’, de Volkskrant, 5 maart 1985; ‘Gonzalez en Soares zeer tevreden’, NRC Handelsblad, 29 maart 1985.

[11] Handelingen II 1979/1980, 17 juni 1980, p. 5414.

[12] Handelingen II 1979/1980,18 juni 1980, p. 5442.

[13] Handelingen II 1985/86, 29 oktober 1985, p. 877.

[14] Handelingen II 1985/86, 29 oktober 1985, p. 890.

[15] Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 376.

[16] Handelingen II 1985/86, 5 november 1985, p. 1087.; Handelingen I 1985/86, 18 december 1985, p. 384.