D’66 was tussen 1982 en 1994 een oppositiepartij die na een dramatische start een groei doormaakte. Na deelname aan het kabinet-Van Agt II en III ging de partij de verkiezingen van 1982 in met Jan Terlouw als lijsttrekker, die deze functie met tegenzin bekleedde. Het werd een sof: de partij ging van 17 naar zes zetels. Terlouw verliet hierop de politiek en werd opgevolgd door Maarten Engwirda.
Er gloorde hoop toen het partijbestuur erin slaagde Hans van Mierlo als partijleider terug te halen. Van Mierlo, een van de oprichters van de partij, stelde zich verkiesbaar als lijsttrekker en wist met zijn charismatische voorkomen de partij te profileren met voorstellen voor staatsrechtelijke hervormingen. Ook zette D66 (vanaf 1985 zonder apostrof) in op aandacht voor het milieu en voor vrouwenemancipatie.
In 1986 behaalde D66 drie zetels winst. Die stijgende lijn zette zich voort bij de verkiezingen van 1989 toen de partij van 9 naar 12 zetels ging. D66 mocht zelfs aanschuiven aan de formatietafel, maar ging ondanks de ideologische overeenkomsten met het CDA en de PvdA met lege handen naar huis. Getalsmatig had de nieuwe regeringscoalitie van CDA en PvdA (103 zetels in de Tweede Kamer) D66 niet nodig en daarbij had het CDA moeite met het euthanasiestandpunt van D66.
Het voortgaan in de oppositie zou de partij toch geen windeieren leggen. Bij de Kamerverkiezingen van 1994 wist Van Mierlo met D66 het zeteltal te verdubbelen. Ook zou hij erin slagen zijn lang gekoesterde wens in vervulling te laten gaan: een ‘paars’ kabinet van PvdA, VVD en D66. Voor het eerst sinds 1918 een kabinet zonder confessionelen.

Affiche D66 Tweede Kamerverkiezingen 1986. DNPP