De PvdA maakte tussen 1982 en 1994 een transformatie door.

Na de val van het ‘vechtkabinet’ Van Agt-II werd de PvdA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1982 de grootste partij met 47 zetels, maar het iets kleinere CDA (45 zetels) gaf de voorkeur aan een samenwerking met de VVD. Hetzelfde gebeurde vier jaar later, toen de PvdA in 1986 52 zetels haald. Animositeiten die een gevolg waren van de polarisatiestrategie maakten een kabinet van CDA en PvdA onmogelijk. Intern kreeg partijleider Joop den Uyl kritiek vanwege deze ‘overwinningsnederlagen’.

Na de verkiezingen van 1986 gaf Den Uyl het stokje over aan de jonge vakbondsleider Wim Kok. De wisseling zorgde voor een discussie over de ideologie binnen de PvdA, tevens versterkt door een gebrek aan strak intellectueel leiderschap van Kok. De sociaaldemocraten kozen voor een pragmatische koers en zeiden de polarisatiestrategie vaarwel. Mede hierdoor zag het CDA de PvdA weer als een mogelijke coalitiepartner.

Bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 1989 verloor de PvdA weliswaar drie zetels, maar werd er wel een kabinet gevormd met het CDA waarin Wim Kok vicepremier en minister van Financiën werd. Spanningen tussen de partijen liepen op rondom gaten in de begroting en de asielproblematiek, aangewakkerd door een militante CDA-fractie onder leiding van Elco Brinkman. Toch lukte het de regering om de rit uit te zitten en nodige hervormingen te bereiken binnen de steeds duurder wordende verzorgingsstaat. Zonder schade ging dit niet. Bij de verkiezingen van 1994 verloor de PvdA twaalf zetels, maar werd wonder boven wonder wel de grootste partij.

Affiche PVDA Tweede Kamerverkiezingen 1986. DNPP