“Onze parlementaire democratie is niet oud, en ook niet af.”[1]
Hans van Mierlo (1931-2010) was als een van de grondleggers van D66 onlosmakelijk verbonden met deze partij. Hij was het die in 1985 de partij met zijn charme en retorisch talent weer uit het slop wist te trekken. D66 was de jaren daarvoor afgestraft door de kiezer, voor het (door)regeren met het CDA in de kabinetten van Agt I en II en stond slechts op twee zetels in de peilingen toen Van Mierlo besloot zich weer verkiesbaar te stellen als lijsttrekker. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1986 behaalde D66 onder zijn aanvoering negen zetels. Die stijgende lijn zette de partij voort: in 1989 groeide zij naar 12 en in 1994 zelfs naar 24 zetels.

Hans van Mierlo. Foto: Bart Molendijk, Nationaal Archief / Anefo
Van Mierlo werd in mei 1986 fractievoorzitter en had een ruime politieke ervaring. Ook tussen 1966 en 1973 had hij de fractie geleid. Hij droeg de voorzittershamer over na een teleurstellend verkiezingsresultaat, maar bleef nog wel Kamerlid tot 1977. In 1981-1982 was hij minister van Defensie in het kabinet-Van Agt II en tussen 1983 en 1986 was hij lid van de Eerste Kamer. De bescheiden verkiezingswinst van D66 in 1986 (+3) zag Van Mierlo als ‘een terugkomst die van vitale betekenis is’.[2]
Als fractievoorzitter sprak Van Mierlo meermaals bevlogen over het verbeteren van het functioneren van de democratie door bestuurlijke vernieuwing. Een motie van zijn hand leidde in 1989 tot de instelling van een ‘vraagpuntencommissie staatkundige vernieuwing’ (de commissie-Deetman). Zijn vernieuwingsideeën, zoals het rechtstreeks kiezen van de minister-president, vonden echter weinig weerklank. Ondanks de electorale successen bleef D66 in de oppositie. Tot 1994, toen kwam Van Mierlo’s droom uit: Paars, een coalitie van PvdA, VVD en D66 onder leiding van Wim Kok (PvdA). Van Mierlo werd als een van de architecten van dat kabinet vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken.